Jeugdhulp
Het onderzoek dat AEF in opdracht van het rijk heeft uitgevoerd naar de ontwikkeling van de uitgaven in de jeugdhulp heeft uitgewezen dat er landelijk sprake is van een tekort van €1,7 miljard. In het rapport wordt geconcludeerd dat het rijk aan zet is om het grootste gedeelte van het gat tussen de jeugduitgaven en het jeugdbudget te dichten.
De acute problematiek in de jeugdhulp, deels het gevolg van de corona-pandemie, en de financiële druk die dit veroorzaakt, zijn een grote zorg voor gemeenten en hun inwoners. Het kabinet heeft besloten daarvoor in 2021 extra incidentele middelen beschikbaar te stellen van €613 miljoen. Dit biedt echter nog niet de noodzakelijke oplossing voor de structurele financiële problemen en het is geen antwoord op de gezamenlijke inhoudelijke uitdagingen om tot een goed functionerend stelsel voor kinderen en jongeren te komen. Hierover loopt momenteel een arbitrageprocedure die een semi-bindend karakter kent. De arbitragecommissie doet hier in mei een uitspraak over. Die uitspraak is essentieel om snel te komen tot een oplossing op inhoud en financiën vanaf 2022. Het Rijk en de VNG bespreken dit met elkaar. De uiteindelijke keuzes worden door een nieuw kabinet gemaakt. Waarschijnlijk zal dit een combinatie zijn van een hoger structureel budget en een afbakening in de reikwijdte van de jeugdhulpplicht.
Woonplaatsbeginsel Jeugdhulp
Met ingang van 1 januari 2022 wijzigt het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet. De wijziging van het woonplaatsbeginsel betreft de toekomstige methodiek waarmee wordt bepaald welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor de jeugdhulp die wordt ingezet. Bij de evaluatie van de huidige systematiek is geconstateerd dat het huidige woonplaatsbeginsel én te complex is voor de uitvoering én dat gemeenten van herkomst na plaatsing van jeugdigen in een (open) of gesloten instelling weinig sturen op uitstroom. Om die redenen wordt het woonplaatsbeginsel herzien. Met de wijziging van het woonplaatsbeginsel worden ook de budgetten Voogdij-18+ herverdeeld over de gemeenten. Vooralsnog is het uitgangspunt dat de kostenontwikkeling in 2022 gelijk zal zijn aan de budgetontwikkeling. Het risico bestaat dat de kosten zich anders ontwikkelen dan het budget.
Tot en met 2021 is de compensatieregeling nog van toepassing. Deze regeling compenseerde de gemeenten achteraf voor tekorten op het Voogdij/18+ budget. Door aanpassing van deze regeling, en een beperkte overgangsregeling, zal de gemeente in 2022 mogelijk ca. € 3,6 mln. minder aan compensatie ontvangen. Met deze tegenvaller is al rekening gehouden in deze Kadernota (zie autonome ontwikkelingen).
Wmo
Landelijke maatregelen zoals de invoering van het Wmo-abonnementstarief, uitspraken van de Centrale Raad van Beroep omtrent het resultaatgericht indiceren en de invoering van de AMvB reële prijs Wmo, ontnemen gemeenten sturingsmogelijkheden. Samen met de vergrijzing leidt het ertoe dat de Wmo-tarieven stijgen, terwijl het Wmo-budget en het accres niet navenant meegroeien. Vanwege de lagere eigen bijdrage in de Wmo is er een stijging in het gebruik van Huishoudelijke Ondersteuning. Dit is een landelijk beeld. De landelijke Monitor Abonnementstarief Wmo spreekt over een trendbreuk in 2019 in het aantal unieke cliënten dat gebruik maakt van een Wmo-voorziening en die vooral zichtbaar is bij de hogere- en middeninkomens en bij de voorziening Huishoudelijke Ondersteuning. Daarnaast is bij begeleiding met name het aantal complexe zorgvragen in de afgelopen jaren toegenomen. Dit kan te maken te hebben met de extramuralisering van de (GGZ) zorg en de lagere eigen bijdragen in de Wmo ten opzichte van de wet langdurige zorg (Wlz).
Er wordt gepleit voor een financieringssystematiek die de bedoeling ondersteunt, met meer sturingsmogelijkheden voor gemeenten. Veel partijen hebben in het verkiezingsprogramma opgenomen dat ze het abonnementstarief willen afschaffen. Pas bij een nieuw regeerakkoord zal de status quo eventueel wijzigen (terugdraaien abo-tarief of alsnog passende compensatie). Tijdens de buitengewone algemene ledenvergadering van de VNG werd een motie van 26 gemeenten breed gesteund, waarin werd opgeroepen om als gemeenten meer sturingsmogelijkheden bij de Wmo te krijgen. De wet moet daartoe worden aangepast, zo vinden gemeenten.
Naast het feit dat de druk op het Rijk wordt opgevoerd om gemeenten structureel te compenseren voor de kosten in het sociaal domein, onderzoekt het college welke maatregelen de gemeente kan inzetten om met deze ontwikkelingen om te gaan. Een voorbeeld hiervan is de aanscherping van het sociaal kompas. Op dit moment wordt er met college en raad gekeken naar welke aanscherpingen nodig zijn. Dit vraagt politieke uitspraken op verschillende onderwerpen. Onder andere over de grootte van het vangnet van de gemeente, welke taken horen bij de gemeenten en in hoeverre kunnen we uitgaan van de eigen kracht van onze inwoners.
Beschermd wonen
Per 1-1-2023 wordt de verantwoordelijkheid voor Beschermd Wonen (BW) over van de centrumgemeenten (verantwoordelijk sinds 2015) naar alle gemeenten. De gedachte hierachter is het meer, beter en dichtbij organiseren van de nodige zorg (rapport Dannenberg). Vanwege o.a. de omvang van de doelgroep, de benodigde zorg en de spreiding van de voorzieningen wordt regionale samenwerking verplicht gesteld via de Norm van opdrachtgeverschap. LV maakt onderdeel uit van de H5, samen met Den Haag (nu centrumgemeente), Zoetermeer, Rijswijk en Wassenaar.
De eerste ramingen laten zien dat de middelen in de conceptverdeling in principe voldoende zouden moeten zijn voor deze instroom, maar daar is ook nog veel onzeker. Waar cliënten instromen is afhankelijk van beschikbare plekken en de daaraan gerelateerde kosten.
Een ander risico vormt de huidige beperkte uitstroommogelijkheden naar een plek waar de cliënt (meer) zelfstandig kan wonen. Als cliënten langer dan nodig in een BW-voorziening blijven zijn de kosten hoger dan ondersteuning bij (meer) zelfstandig wonen en er komen minder plekken beschikbaar voor instroom, waardoor aan de andere kant inwoners langer op de wachtlijst moeten blijven staan en eigenlijk niet kunnen worden voorzien in hun zorgbehoefte.
In het najaar van 2021 wordt de regiovisie beschermd wonen en maatschappelijke opvang aan de raad voorgelegd met inzicht in de financiële consequenties.
Versterkingsprogramma Leidschendam Noord
De ontwikkelingen in Leidschendam-Noord worden uitgewerkt in een programmaplan dat in september 2021 aangeboden wordt aan de raad. Samen met inwoners en partners wordt gewerkt aan het opstellen van doelen en ambities voor de komende 20 jaar. De uitvoeringsplannen die bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen worden na goedkeuring van het programmaplan uitgewerkt. Deze hebben waarschijnlijk structurele financiële gevolgen die nu nog niet becijferd kunnen worden en daarom nog niet meegenomen kunnen worden in de kadernota.
Mogelijke uittreding Voorschoten uit samenwerking W&I
Gemeente Voorschoten oriënteert zich op een nadere samenwerking met de Leidse regio en het servicepunt 71. Onderdeel van dit onderzoek is ook de huidige samenwerking met gemeente Leidschendam-Voorburg op het gebied van Werk en Inkomen. De kans bestaat dat gemeente Voorschoten de huidige samenwerking op het gebied van Werk en inkomen wil stopzetten. In dat geval zal de gemeente deze werkzaamheden niet langer uitvoeren en dient onze uitvoeringsorganisatie te worden afgebouwd. De bijdrage van gemeente Voorschoten bestaat uit een bijdrage voor de directe uitvoeringskosten en de overhead. Bij uittreding zal sprake zijn van een afbouwregeling met de gemeente Voorschoten. Deze beslaat doorgaans een periode van maximaal drie jaar. De kans bestaat dat de overheadkosten in die drie jaar tijd onvoldoende kunnen worden afgebouwd om het wegvallen van de bijdrage van gemeente Voorschoten in deze kosten volledig op te vangen.
Verbeterplan Gecertificeerde Instellingen
Naar aanleiding van het eerste inspectierapport ‘Kwetsbare kinderen onvoldoende beschermd‘ en het signalement: ‘Jeugdbeschermingsketen in gevaar’ zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het verbeterplan van de gecertificeerde jeugdinstellingen (GI’s).
Voor de periode juni 2020 – dec 2021 is een tijdelijke vergoeding met Jeugdbescherming West afgesproken voor caseloadverlaging. Bij het maken van de afspraak rondom de caseloadverlaging is ook afgesproken dat er een hervorming van de jeugdbeschermingsketen plaatsvindt en een ‘nieuwe, passende’ caseload wordt bepaald.
Eind 2021 is er naar verwachting nog geen nieuwe caseloadnorm. Dit betekent dat een besluit genomen moet worden over het al dan niet voortzetten van het tijdelijk financieren van de caseloadverlaging of dat in 2022 afspraken over een structurele norm moeten worden gemaakt. Echter, dit besluit moet in regioverband worden genomen, maar ook bovenregionaal met de regio’s Midden Holland en Holland Rijnland. In deze kadernota is nog geen rekening gehouden met eventuele extra kosten die dit met zich mee zal brengen.
Handhaving sociaal domein
Ten behoeve van de versterking van de handhaving in het sociaal domein, is in de begroting van 2021 een bedrag van € 300.000,- opgenomen. Hiermee worden onder de noemer ‘rechtencheck’ alle bijstandsgerechtigden uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. Tijdens dit gesprek wordt aandacht besteed aan de rechtmatigheid van de verstrekte uitkering. Bovendien wordt mogelijke en noodzakelijke ondersteuning op andere terreinen besproken. De rechtencheck zou aanvankelijk aanvangen in 2020, maar is door de coronacrisis – waardoor de beoogde werkwijze van het persoonlijk spreken van alle bijstandsgerechtigden niet uitgevoerd kon worden – vertraagd. In de Nota van Wijzigingen is het bedrag van €300.000 daarom gefaseerd van 2020 naar 2021. Begin 2021 zou worden bezien wanneer het project alsnog kan worden uitgevoerd.
Omdat de coronacrisis met de beperkende maatregelen nog voortduurt, kan de rechtencheck nog niet worden uitgevoerd als beoogd. Daarmee komt mogelijk de verwachte besparing (jaarlijks €540.000 vanaf 2023) voor een deel in het gedrang. Onderzocht wordt dan ook wanneer het project alsnog kan worden uitgevoerd of dat het project op een andere wijze kan worden uitgevoerd, waarbij er naar alternatieven voor het persoonlijk gesprek met alle bijstandsgerechtigden wordt gezocht. Echter, ook hierbij geldt dat dit mogelijk consequenties heeft voor de verwachte uitgaven en besparingen. De kracht van het project zit in de persoonlijke aanpak; een gewijzigde uitvoering van het project kan uiteindelijk minder effectief zijn.
Aanbesteding collectief en leerlingen- en jeugdvervoer CO2 uitstoot
Op 2 augustus 2021 treeft de Europese richtlijn schone en energiezuinige voertuigen (Clean Vehicles Directive) in werking.. Deze richtlijn is ook van toepassing op de aanbesteding van het Leerlingen- en jeugdvervoer van onze gemeente die gepland staat voor 2021 en 2022 zal waarschijnlijk zorgen voor hogere kosten. De exacte omvang hiervan is nu nog niet in te schatten.